Welkom

Ik liep naar de kleine huisje op de plot (Een kleine boerderij). Ik moest voor Eva Le Roux, die daar woonde, zeggen dat ze of moest betalen voor de huur of ze moest eruit. Mijn baas maakte het duidelijk dat ik onder geen omstandigheden moest toegeven aan tranen, boosheid of enige andere vergoed aannemen buiten de huurgeld. 


Er was een mat voor de deur met WELKOM erop. De bel werkte niet en ik klopte aan de deur. Ik verwachtte een oudere dame met wilde haar. Maar nee. De mevrouw die open deed was prachtig. Wellicht in de vroegere veertigers met bruin haar, netjes in een ponyhaar over haar schouder. Ze keek me aan, een beetje verbaast. Zo dit was Eva...


‘Ik kan je niet zien, hoor…’ zei ze en glipte terug in haar huis. Ik stond nog een minuut erbuiten. Toen ze weer tevoorschijn kwam, had ze een bril aan. ‘Kom maar binnen.’


Ik zat op een eenvoudige bank en friemelde met de attachékoffer. Ik voelde me naar. Ik moest voor deze dame stip in de ogen kijken en zeggen dat ze eruit moest als ze niet haar achterstand binnen een week kunt betalen. Ik verwachte een smoes, maar ze zei:


‘Ja, ik snap wel dat ik problemen heb. Ik blameer, nou ja, dat er een idioot nu in de regering moet zitten die zuur is omdat zijn natie tekort schoot in de apartheid jaren. Nu zit ik met een anders probleem. Nu sturen ze jou…’


Ik maakte de attaché koffer open. Gewoon kil proberen te zijn, zakelijk…


Ze schrok. Eerst dacht ik het was omdat de koffer open klapte, maar het kwam door iets anders. 


‘Als ik jouw was, zou ik niet bewegen, hoor, er is een schorpioen naast jou…’ ze bewoog langzaam naar een tafel naast haar, nam een krant (‘Apartheid is dead!’ Op de voorblad met grote zwarte letter.) en rolde het op. ‘Een gevaarlijke variant dat, mijn ex stierf binnen tien minuten ervan…’


Er zijn altijd beestjes op een plot, de meeste zijn schadeloos, maar sommige hebben een gift waarvoor zelfs geen antigif is. Bijna alsof de biologen hun huiswerk niet te behoren kunnen doen en maar moeten gissen wat je onder een klip zou vinden. 


Ik vroor. Eva hield de opgerolde krant in haar rechterhand, boven haar hoofd. Het was doodstil. De schorpioen kroop op mijn been waarop de attachékoffer rustte. Een druppel zweet vormde op mijn voorhoofd en druipt op mijn wang. Ik wou hardop schreeuwen. Ik wou eruit. Ik was bang dat die beest mijn hardklop zou horen en denken: ‘Ah! Het leeft! Ik maak hem dood!’


Eva tuitte haar lippen. ‘Shh…’ fluisterde ze. Ze zou me redden. Ze liep stilletjes en vloeiend als een kat. Ik voelde dat de beest op mijn been niet meer bewoog, alsof hij iets in de gaten had. In mijn geestesoog zag ik dat ik op de grond lag, totaal verlamd, en dat mijn hart begon te stotteren.

Ik zag haar borsten met haar adem bewegen en haar parfum overweldigde me. Dit zou een geweldige erotische scene zijn in een boek of film, behalve voor de feit dat mijn leven op de spel zat. Ik voelde duizelig en de zoete parfum was in mijn hele wezen, om me te beschermen tegen kwaad. 


Help mij!


Ze gaf die beest een harde mep met de krant en, hoopte ik, dat de beest zo dood was zoals de nieuws van de dode Apartheid erin. Ik moest hardop gillen. Ik moest opspringen en sloeg mijn benen. Ik voelde kriebels over mijn hele lijf en ging als een gek tekeer om mezelf hard te meppen waar ik iets voelde. Ik zag Eva voor mij in tunnelvisie. Toen zag ik niets. 


Toen ik bijkwam, zag ik haar weer. Ze glimlachte en ik leefde. Ik was plotseling verzot op haar, mijn redder met de parfum die me bedwelmde, die parfum me beschermde. Ik merkte diep blauw in haar ogen en de diep poelen van haar pupillen. 


‘Komt goed, hoor, je moet even een paar broodjes eten.’ zei Eva, ‘Ik moest die schorpioen dood maken. Als ze boos worden of schrikken, dan zijn ze heel gevaarlijk.’ 


Eva gaf me brood met sjem. 


‘Umm, mevrouw Le Roux…’ zei ik.

‘Gewoon Eva.’

‘Goed, Eva, luister, je hebt mijn leven gered.’ Ik keek in haar blauwe ogen.

‘Weet jij wat gebeurt als je iets van iemand afneemt? Ze worden boos. Pak iemands bestaan van ze, ongeacht de politiek, ze worden boos. Zo boos zoals een schorpioen als je zijn leven van hem af willen pakken. Dan zetten we een mat voor de deur met WELKOM erop. We zullen vriendelijk zijn met je. We laten je zien wat we hebben. Ga je echt alles van me afpakken?’

‘Het kan echt niet anders, al zet ik een goed woordje in voor jou.’

‘Weet jij hoe gemeen een vrouw kunt worden? We zijn niet sterk, maar we hebben andere trucks. Trucks met liefde en venijn. Ik dacht ik kon nog iets omtrent deze situatie doen. Als je blijft, dat we verder kunnen praten en tot een andere schikking komen, dan zal ik jou ook redden. Als je nu wegloopt, dan is het klaar, ook klaar met jou.’

Ik kreeg de kippenvel, nam de attachekoffer en liep eruit.


Het nam me een paar minuten en ik was in mijn auto. Ik keek voor me uit en in terugblik moest ik denken dat ik nog nooit zo een ervaring had. Een gevoel van euforie en angst. Een vrouw die ik in een oogwenk gek op werd, beminde en wou hebben, met mjn hele hart, met mijn hele bestaan. 


Ik moest doen wat ik moest doen. Er waren papierwerk in mijn attachekoffer die zal leiden tot haar ondergang en ik moest het bemachtigen. Nog nooit voelde ik zo naar, zo ziek in mijn wezen dat ik dit moest doen. Ik moest denken aan haar vloeiende, katachtige beweging en hoe ze haar mond tuitte. Er moet toch een andere schikking zijn? Ik kon het niet aan, ik zou op papier stellen dat ze niet thuis was. Dan had ze nog een kans, ten minste een maand om wellicht een werk te vinden… of iets! Ik opende de attachekoffer.  Het was de schorpioen, ze heeft het toch niet dood gemaakt. Ze was gemeen genoeg om het erin te zetten toen ik bewusteloos was.



Niets is zo gevaarlijk dan een boze schorpioen. Ik moest ook denken, toen ik de pijn in mijn arm voelde, dat eigenlijk is niets zo gevaarlijk dan zo een vrouw die kunt spelen met liefde en venijn.


EINDE.



© 2020 Michael J Secreve  -  All Rights Reserved


Reacties