Het was niet ik.

 Het was niet ik. Het was de zon, de wind en de zoute zee.

Deel 1

We gingen met een vissersboot naar Lampedusa. De kapitein nam ons geld, alles dat we nog hadden. Twee van onze kinderen gingen dood. Waarvan? Dit weet ik niet. Mijn vrouw voelde schuldig omdat ze dacht dat het had te maken met haar eten. Uit blikjes. Ik vertelde haar dat het ook een kiem was die in ons dorpje omging. Een arts nabij zei niet veel. Er was geen duidelijkheid. Dus Mamma zei dat ze haar kinderen vermoordde. Ik kon haar niet verder wijs maken.

We gaan weg hier. Naar een andere plek in Europa. Waar de witte mensen zijn. Waar ze welvaart hadden. Waar je 's avonds kunt slapen zonder om te veel te denken aan de volgende dag. Hun kinderen zijn goed verzorgd en als ze overleed, dan weten ze ook waarom. Dit is waarom het beter is in Europa. 

Ze weten waaraan hun kinderen dood gingen als het mis ging. 

Het was nacht en ik zei tegen Mamma: 'Iets is loos.'

De kapitein, die onze laatste beetje geld nam en naar mijn knipperde zei dat het goed zou komen, maar hij zei dit niet met gevoel. Dit is waar mijn onderbuikgevoel begon. Hij zei er zou een andere boot zijn om ons op te vangen en dan naar Lampedusa. Dan zou hij teruggaan naar Tripoli en onze contract met hem was dan volbracht. 

Toen de zon al beneden de horizon was, was mijn gedachten op vrije loop. In mijn geestesoog zag ik de kapitein knipperen. 

(Komt goed. Komt goed voor mij, niet voor jullie...)

Ik schrok voor ieder geluid, als een golf tegen de dolboord klotste, schrok ik. Ook schrok ik toen ik in het licht van zijn stuurhuis hem zag praten op zijn radiozender. Hij zag mij en zwaaide. 

'We moeten hier weg, Mamma,' zei ik, 'Ik heb een slecht gevoel.' Ze keek naar mij. 'Ja, dit weet ik.' Ze voelde dit ook.

We gingen samen naar het achtersteven van het schip. Daar was een kleine dinghy. 

(Maar wat dan? Terug naar Tripoli? Terug naar ellende...of een kogel?)

'Luister Mamma, als de dinghy het water treft dan gaan alle alarmbellen af bij de kapitein. Dus we moeten snel zijn, ok? Het is wel donker, dus dit werkt in onze voordeel. 'Als de kapitein echt slecht is, dan zullen we het te weten komen.'

En dit kwamen we ook snel achter toen de dinghy het water trof. Wij sprongen ook overboord en hielden ons vast aan de dinghy. Het dreef redelijk snel weg van de vissersboot. 

'Honden!' Hoorde we hem schreeuwen. Een zeestroom voerde ons snel weg van de vissersboot. 

Dit was een contractbreuk. 

Deel 2

De zon. Nog nooit was iets zo meedogenloos. Het was al tegen de middag en we voelde het op onze huid branden. 

'Denk jij echt dat hij ons zou vermoorden, een schot voor iedereen en het was klaar?' Of denk jij dat een andere boot ons naar een betere plek brengt?' Vroeg Mamma aan mij. 

'Wat denk jij dan?' Vroeg ik aan haar.

'Ik denk dat we geen beren op de weg zagen. Ik denk dat hij ons van kant wilde maken. Dan zou hij terug gaan naar Tripoli en wachten voor nog mensen om te 'helpen' naar vrijheid. 

Waar zijn we nu? Gaan we naar het noorden? Zuid? Dit weet ik niet meer. 

Dag vier. Mijn huid was vol blaasjes. Mijn ogen waren droog. Mamma keek niet meer naar mij, maar begon te praten met onze dode kinderen. Ze zei dat ze spijt had dat ze slecht eten maakte. Ze keek soms omhoog en ik denk dat ze onze kinderen zagen die we gewoon dood vonden in hun bed de volgende ochtend. Waarvan er geen doodsoorzaak gevonden was. 

Omdat het niet Europa was.

'Mamma,' zei ik, 'ik kan niet meer zien.' Mijn ogen waren troebel en alles was vuur. Mijn huid brandde. Ik heb ons niet gered. Misschien was het beter geweest om onze lot af te wachten op de vissersboot. Ik hoorde haar huilen. Maar ik kon weinig zien. Het was vuur op mij en in mij. 

De kamer was vol zieken. 'Ga verder slapen,' zei een verpleegster. Ik was in een zachte bed. 

Waar is Mamma?

Het vuur was te verdragen op mijn huid, ik was op morfine. Ik wist niet hoe lang ik hier al lag.

Ik zat een paar dagen later in een stoel. Heen een weer te wiegen. Mijn hoofd maalde nog. Op en neer, zoals op de dinghy. 

Ik kon de stilte niet aan. Ik begon te denken aan Mamma. Onze kinderen. Dat ik in een ziekenhuis terechtkwam in een Europees land en zij niet. Omdat ik haar niet hier kon zien.

'Waar is mijn vrouw?' Vroeg ik een verpleegster.    

'Zij is dood.'

En ik niet. 

Deel 3 

Het was zo een jaar later en ik werkte op een kleine boerderij nabij Cosenda in Italië. Ik kon stilte nog niet goed aan. Dus ik probeerde altijd iets te doen en had rusteloze benen. Ik had altijd een kleine radio bij me. Dan luisterde ik muziek of het praatje van de dag. 

Het was op een avond en de batterijen waren op. Het geluid doofde uit en mijn radio werkte niet meer. Maakt niet uit. Dan maak ik mijn bed op, of... ja, of wat? 

Ik lag al vroeg op mijn bed in stilte. Ik hoorde Mamma met onze dode kinderen praten op de dinghy en ik voelde weer vuur. Vuur op mijn huid. De meedogenloosheid van de zon. Mijn ogen die branden en dat ik niet veel kon zien. Ze wilde niet stoppen met huilen. Ik dacht eraan om haar hoofd in het water te duwen. 

Ik voelde vuur op mijn huid en vuur binnen in mij. Ik voelde het branden en ik wist hoe vuur werkte. Als het begon te woedde, dan stopte het niet. Ik liet het vuur overnemen. 

Mamma, vergeef me.

Het was niet ik. Het was de zon, de wind en de zoute zee.

Einde.

© 2025 Michael J Secreve  -  All Rights Reserved.


Reacties